voor meer informatie zie http://ewmm.net/ewmm
De ontwikkeling van de Kinder-manueeltherapie in Nederland
Wanneer een bepaalde therapie, in dit geval specifiek de manuele therapie bij zuigelingen, zich snel en efficiënt ontwikkelt, is het belangrijk te beseffen, hoe deze zich in de loop van de tijd heeft geëvolueerd. Aan de basis hiervan staat ongetwijfeld het artikel van Dr. Gottfried Gutmann over “Die obere Halswirbelsäule in Krankheitsgeschichten” (1953). Hierin beschrijft hij de symptomen die behoren bij functiestoornissen of beperkingen van hoge nekgewrichten bij zuigelingen en kinderen.
In 1977 verschijnt een publicatie van de Duitse kinderarts Dr. Udo Mohr waarin hij een twaalftal gevallen van hoge-nekproblemen beschrijft, zich daarbij baserend op de manuele therapie bij kinderen zoals beschreven door Dr. Gutmann. Uiteindelijk ging deze kinderarts zelf manuele geneeskunde studeren om deze kinderen te kunnen behandelen met manuele therapie.
Wie zijn wij?
In 1993 publiceert Dr. Heiner Biedermann in Manuelle Medizin “Das KISS–Syndrom der Neugeborenen und Kleinkinder“. Hiermee worden de grenzen van het onderzoeksterrein verruimd. KISS is een acroniem voor Kopfgelenk Induzierte Symmetrie Störungen.
Op een congres in het Deense Kolding maakt Henk Mohr, voormalig docent “Cervicale wervelkolom” aan de Stichting Opleiding Manuele Therapie (SOMT), kennis met Dr. Heiner Biedermann, die veel publicaties op zijn naam heeft staan en initiator is van de European Workgroup for Manual Medicine (EWMM), een werkgroep waarbinnen in internationaal verband kennis omtrent de hoog-cervicale wervelkolom uitgewisseld wordt.
Voor Henk Mohr is het de eerste kennismaking met artsen die al decennia bekend zijn met KISS–KIDD (Kopfgelenk Induzierte Dysgnosie und Dyspraxie), een hoog-cervicale functiestoornis (HCFS) als oorzaak voor een persisterende asymmetrische positie en functie bij zuigelingen en jonge kinderen. Hij sluit zich aan bij de EWMM.
Geïnspireerd door de opgedane ideeën op bovengenoemd congres en de bereikte resultaten binnen de Duitse werkgroep, besloot Henk Mohr om in 1998 een Nederlandse cursus te organiseren met als titel: “KISS en Manuele Therapie”.
Dr. Albert Cramer , medeoprichter van de Deutsche Gesellschaft für Manuelle Medizin, werd in 2001 door Henk Mohr geïnviteerd voor het doceren van een aantal specifieke atlasmanipulaties, welke cursus als “Der Cramergriff“ werd geïntroduceerd. Nadien werd er door Henk Mohr en Peter Theunissen ook een soortgelijke cursus opgezet, waardoor Nederlandse manueeltherapeuten kennis van deze technieken kunnen blijven nemen.
Kort hierop sloten Eric Saedt en Bé van der Woude zich bij voornoemd tweetal aan, hetgeen in 2001 leidde tot de oprichting van de Nederlandse tak van de EWMM, EWMM-NL.
De enige voorwaarde om deel te kunnen nemen aan de activiteiten van deze werkgroep, is dat er een specifieke interesse moet bestaan voor de manueeltherapeutische behandeling van de (hoog-) cervicale wervelkolom.
Er bestaat geen verenigingsstructuur of hiërarchie, noch zijn er reglementen danwel statuten, maar de basis waarop de werkgroep zich baseert is wederzijds respect en een grote mate van ideologisch handelen, waar collega’s in het werkveld hun voordeel mee kunnen doen in de dagelijkse praktijk, zonder dat daarvoor van de collega’s een materiële danwel immateriële vergoeding wordt gevraagd.
Op 4 oktober 2002 organiseerde de EWMM-NL haar eerste grote congres dat als thema droeg: “KISS-syndroom meer dan een huilbaby”. Sprekers uit binnen- en buitenland gaven hun presentaties voor 450 deelnemers. Henk Mohr werd aan het einde van dit congres geridderd voor zijn verdiensten voor de manuele therapie in Nederland.
Kort daarop wordt een oudervereniging opgericht onder de naam “Stichting KISS-KIDD” die voorlichting geeft via de site www.kiss-kinderen.nl.
Naast een onafhankelijk platform voor kennisuitwisseling is de EWMM-NL ook cursusprovider.
Vanaf 2007 is er onder leiding van Eric Saedt en Bé van der Woude een aanzet gegeven voor wetenschappelijke onderbouwing van de door Dr. Heiner Biedermann geformuleerde hypothese en dit proces heeft voortgang onder begeleiding van Prof. Dr. R.A. de Bie en Prof. Dr. M.W.G. Nijhuis van respectievelijk de universiteiten van Maastricht en Nijmegen.
Een belangrijke conclusie die uit reeds afgesloten onderzoek getrokken mag worden, is het feit dat de kinder-manueeltherapeutische interventie bij zuigelingen met een HCFS veilig is. Tussen 2006 en 2014 zijn ruim 68.000 zuigelingen in Nederland behandeld met in totaal meer dan 221.000 behandelingen en daarbij is geen enkele complicatie gerapporteerd. Om deze patiëntengroep statistisch te kunnen differentiëren adviseert de EWMM collega’s om zuigelingen met een HCFS te behandelen onder diagnosecode 3032.
Inmiddels heeft Paul van Olffen, na zijn publicatie in het Nederlands Tijdschrift voor Kinderfysiotherapie (Toepassing manueeltherapie volgens “KISS-concept: een case study“ (sept 2010), zich bij de werkgroep aangesloten en is sindsdien tevens docent.
Na aanvankelijk enthousiasme en open mind zowel in medische beroepsgroepen als paramedische beroepsgroepen als bij ouders met betrekking tot KISS in de beginjaren na introductie in Nederland, is in de loop der jaren daarna het begrip KISS verworden tot een verzamelnaam voor allerlei problematiek mede doordat andere beroepsgroepen dan de geregistreerde kinder-manueeltherapeuten het begrip buiten zijn oorspronkelijke context zijn gaan gebruiken.
Dit doet geen recht aan het oorspronkelijk door Gutmann beschreven eclectisch probleem betreffende de hoogcervicale functiestoornis met gevolgen voor de symmetrie in het lichaam.
Wat dit betreft steekt de EWMM de hand in eigen boezem en beseft dat het begrip KISS in Nederland helaas de oorspronkelijke lading niet meer kan dekken en daarom vervangen moet worden. Met nadruk neemt de EWMM dan ook afstand van de niet-beweginggerelateerde stoornissen welke voorheen aan KISS werden toegeschreven.
Met verlaten van het begrip KISS én expliciete loslating van de niet-bewegingsgerelateerde functiestoornissen in combinatie met de introductie van het begrip HCFS heeft de EWMM de barrière met betrekking tot opheffing van hoogcervicale functiestoornissen bij zuigelingen opgeheven.
In december 2014 werd tijdens overleg met NVMT en KNGF door de EWMM aangegeven dat zij een register bijhouden van manueel therapeuten die de cursus gevolgd hebben. Tijdens de ALV van de de NVMT op 10-11-2014 werd het voorliggende concept BCP verworpen in verband met het advies de leeftijdscategorie 0-18 jaar te plaatsen in het zogenaamde zwarte gebied, waardoor een manueeltherapeutische interventie bij deze leeftijdscategorie niet meer zou zijn toegestaan.
Omdat uit een onderzoek in de praktijk bleek dat een groot aantal zuigelingen verwezen wordt door consultatie bureau artsen en kinderfysiotherapeuten, heeft het bestuur van de NVMT de opdracht gegeven om de bestaande wetenschappelijke evidentie in kaart te brengen middels eenviertal factsheets. Eén factsheet voor de diagnostiek en één voor de behandeling in de leeftijdscategorie 0-1 jaar en één factsheet voor de diagnostiek en één voor de behandeling in de leeftijdscategorie 1-18 jaar.
Door de EWMM geschoolde manueeltherapeuten staan sinds 2006 in een eigen register, dat is ingesteld en wordt beheerd door de EWMM. Voor handhaving van de registratie geldt een na- en bijscholingsplicht. De EWMM verzoekt haar registertherapeuten met klem de benaming KISS-therapeut c.q. -concept niet meer te gebruiken. Reden hiervoor is een herziening van het zogenaamde KISS-besluit dat dateerde van 30-11-2011. Voortaan wordt gesproken over HCFS (Hoog Cervicale Functie Stoornis).
Eén van de taken van de NVMT is het borgen van alle competenties van de manueeltherapeut. De beschrijving van evidentie voor manuele therapie bij kinderen en het vastleggen van de benodigde competenties om deze behandelvorm verantwoord uit te kunnen voeren moet ook in het licht van voorgaande worden gezien.
Manuele therapie bij zuigelingen en jonge kinderen (herziening besluit KISS- therapie 30-11-2011)
Waar staan we nu?
Op 5 november 2014 hebben de besturen van de EWMM (European Workgroup of Manual Medicine) en de NVMT (Nederlandse Vereniging voor Manuele Therapie) consensus bereikt met het KNGF (Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie) over de status van de subspecialisatie kinder-manueeltherapie. Dit vloeit voort uit de opname van dit domein in het nieuwe Beroepsprofiel (BP), goedgekeurd door de Algemene Ledenvergadering (ALV) van het KNGF op 03-06-2015, nadat op 10-12-2014 de ALV van de NVMT al akkoord was gegaan. Manuele therapie bij zuigelingen en kinderen (0-18 jaar) behoort hiermee tot het domein van de manuele therapie. Kinderen in de leeftijdscategorie 0-1 jaar met een voorkeurshouding op basis van een hoog cervicale functiestoornis (HCFS) vormen een subgroep binnen de kinder-manuele therapie. Tot voor kort werd deze groep door de leden van de werkgroep EWMM omschreven in termen van het “KISS syndroom”
Historie en advies
De commissie kwaliteit van het KNGF heeft op 30-11-2011 geoordeeld dat de behandeling bij jonge kinderen en zuigelingen (0-1 jaar) volgens het “KISS-concept” niet tot het fysiotherapeutisch domein behoort. Het AB heeft op 31-12-2013 eisen geformuleerd voor het aantonen van evidentie voor het onderliggende verklaringsmodel “van het KISS-concept”.
De EWMM heeft getracht aan deze eisen te voldoen, echter in gezamenlijkheid heeft de EWMM met de NVMT én het KNGF moeten vaststellen dat methodologisch correct onderzoek door de specifieke eigenschappen van de zuigelingen-doelgroep met betrekking tot het “KISS-concept“ onmogelijk is gebleken binnen de door het KNGF gestelde termijn.
Uit de internationale literatuur blijkt dat manuele therapie wordt ingezet bij (veronderstelde) HFCS bij zuigelingen en kinderen met een voorkeurshouding. Nader wetenschappelijk onderzoek dat de legitimiteit van deze therapie moet aantonen is momenteel gaande. Voor de niet aan beweging gerelateerde functiestoornissen is vooralsnog geen evidentie aangetoond.
Dit leidt tot het volgende standpunt van de EWMM:
De EWMM verzoekt de in haar register opgenomen therapeuten per direct de term KISS te verlaten en voortaan in alle uitingen te refereren aan bewegings-gerelateerde stoornissen en daarvoor de term HCFS te gebruiken.
Er bestaat overeenstemming tussen NVMT en EWMM dat uitsluitend de bewegings-gerelateerde hoog cervicale functiestoornissen tot de manuele therapie behoren. In de toekomst zal alleen een lokale HCFS worden behandeld indien het aantoonbaar als onderliggend probleem van de klacht kan worden gezien.
Vervolg nieuw beroepsprofiel + addendum kinder-manueeltherapeut
De NVMT, de NVKF (de Nederlandse Vereniging voor Kinder Fysiotherapie) en de EWMM hebben een gezamenlijke werkgroep geïnstalleerd met als opdracht om het domein van de kinder- manueeltherapeut te beschrijven, rekening houdend met de domeinen van de manuele therapie en de kinderfysiotherapie. De competenties die vereist zijn voor het uitvoeren van de binnen het subdomein vallende activiteiten, worden vastgelegd in een addendum bij het BCP van de NVMT. Hiervoor wordt een tweede werkgroep ingesteld. Een tweede gezamenlijke werkgroep formuleert deze competenties. De borging van de kwaliteit wordt geregeld door een deelregister van de subspecialisatie kinder- manueeltherapeuten in te stellen en te beheren. De voorwaarden voor registratie vloeien voort uit de aanbevelingen van de ingestelde werkgroep(en).
Omdat hierover inmiddels consensus is bereikt tussen het KNGF, NVMT en de NVFK, hebben de besturen van de NVMT en de NVFK een gezamenlijke projectgroep met de EWMM geïnitieerd, welke het BCP addendum kinder-manueeltherapie gaat schrijven. Uitgangspunt is om de veiligheid van de patiënt te waarborgen en de optimale zorg te bieden in goede samenwerking tussen kinder-manueeltherapeut en de kinderfysiotherapeut. Als addendum zal dit te zijner tijd toegevoegd worden aan het BCP van de NVMT. In de leeftijdscategorie 0-18 jaar richt de kinderfysiotherapeutische interventie zich op de ICF-domeinen activiteiten en participatie en de kinder-manueeltherapeutische interventie op het ICF-domein functie hetwel in lijn is met de respectievelijke BCP’s.
De NVMT wil deze overlap met de betrokken disciplines in kaart brengen en de samenwerking optimaliseren.
De termen KISS en KIDD zijn daarmee verleden tijd; er wordt voortaan gesproken over een hoogcervicale functiestoornis (HCFS) als oorzaak van asymmetrie.
Dat wij de titel kinder-manueeltherapeut mogen voeren, daagt ons als werkgroep nog meer uit tot inspanningen binnen het sub-domein van de kinder-manueeltherapie echter; de titel “kinder-manueeltherapeut” geniet evenals die van “manueeltherapeut” geen officiële status noch bescherming. Dit kan anders worden indien de NVMT er te zijnder tijd in slaagt het beroep “manueeltherapeut” van de BIG status “specialist” te voorzien.
Dat jongere collegae als Heidy van der Wielen en Martijn van Hoof onze werkgroep recent zijn komen versterken, zien wij als bewijs daarvoor dat de kinder-manuele therapie duidelijk haar plaats in de hedendaagse maatschappij gevonden heeft.
EWMM-NL, september 2015.
Literatuuroverzicht
Cheng JC, Wong MW, Tang SP, Chen TM, Shum SL, Wong EM. Clinical determinants of the outcome of manual stretching in the treatment of congenital muscular torticollis in infants. A prospective study of eight hundred and twenty-one cases. J Bone Joint Surg Am. 2001;83-a(5):679-87.
Fielding JW, Hawkins RJ. Atlanto-axial rotatory fixation. (Fixed rotatory subluxation of the atlanto-axial joint). J Bone Joint Surg Am. 1977;59(1):37-44.
Goel A, Shah A. Atlantoaxial facet locking: treatment by facet manipulation and fixation. Experience in 14 cases. J Neurosurg Spine. 2011;14(1):3-9.
Hutchison BL, Hutchison LA, Thompson JM, Mitchell EA. Plagiocephaly and brachycephaly in the first two years of life: a prospective cohort study. Pediatrics. 2004;114(4):970-80.
Philippi H, Faldum A, Jung T, Bergmann H, Bauer K, Gross D, et al. Patterns of postural asymmetry in infants: a standardized video-based analysis. European journal of pediatrics. 2006;165(3):158-64.
Rogers GF, Oh AK, Mulliken JB. The role of congenital muscular torticollis in the development of deformational plagiocephaly. Plast Reconstr Surg. 2009;123(2):643-52.
Slate RK, Posnick JC, Armstrong DC, Buncic JR. Cervical spine subluxation associated with congenital muscular torticollis and craniofacial asymmetry. Plast Reconstr Surg. 1993;91(7):1187-95; discussion 96-7.
Watson GH. Relation between side of plagiocephaly, dislocation of hip, scoliosis, bat ears, and sternomastoid tumours. Archives of disease in childhood. 1971;46(246):203-10.
Wortzman G, Dewar FP. Rotary fixation of the atlantoaxial joint: Rotational atlantoaxial subluxation. Radiology. 1968;90(3):479-87.